Vaarbewijs.nl

Verschil tussen BPR en RPR uitgelegd

Ben je aan het leren voor je Klein Vaarbewijs 1 examen? Dan kom je al snel de afkortingen BPR en RPR tegen. Beide reglementen bepalen hoe je moet varen op verschillende soorten water. Maar wat betekenen ze precies? En vooral: wat zijn de verschillen? Vaarbewijs.nl legt het je uit.

Wat is BPR?

Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) is het belangrijkste reglement voor de meeste vaarwateren in Nederland. Het regelt hoe beroeps- en recreatievaart veilig naast elkaar kunnen varen. Meer dan 90% van de Nederlandse binnenwateren valt onder dit reglement, inclusief grote wateren zoals het IJsselmeer en Markermeer.

Als je op het water vaart, moet er een bijgewerkt exemplaar van het geldige BPR aan boord aanwezig zijn. Dit hoeft niet als je in een open bootje zit. Als je een marifoon aan boord hebt, moet je ook het marifoniehandboek kunnen tonen. Digitaal bewaren mag, zolang je het meteen kunt raadplegen.

Wat is RPR?

Het Rijnvaartpolitiereglement (RPR) is de variant van het vaarreglement voor de Rijn. Dit reglement is opgesteld door een commissie van landen die grenzen aan de Rijn: Nederland, Duitsland, België, Frankrijk en Zwitserland. Het geldt op vijf belangrijke Nederlandse wateren: 

  1. Boven-Rijn
  2. Waal (tot vlak voor Gorinchem)
  3. Pannerdensch Kanaal
  4. Neder-Rijn
  5. Lek (tot Krimpen a/d Lek)

Verschillen tussen BPR en RPR

Hoewel het BPR en RPR op elkaar lijken, zijn er opvallende verschillen. Hieronder vind je per onderwerp een korte uitleg.

Voorrangsregels voor kleine schepen
In het RPR moet een klein schip altijd voorrang verlenen aan een groot schip. In het BPR ligt dat iets genuanceerder. Kleine schepen geven vaak ook voorrang aan grote, maar er zijn uitzonderingen. Soms is er alleen sprake van ‘medewerking’ en in een enkel geval heeft een klein schip voorrang.

Wat is een klein schip?
Beide reglementen hanteren 20 meter als grens, maar de uitzonderingen verschillen. In het BPR zijn de onderstaande schepen een groot schip, ook als ze kleiner zijn dan 20 meter:

  • een schip dat een groot schip sleept, assisteert, duwt of langszij vastgemaakt meevoert
  • een passagiersschip
  • een veerpont 
  • een duwbak
  • een vissersschip. 

In het Rijnvaartpolitiereglement valt een vissersschip niet onder de uitzonderingen. 

Verlichting van kleine motorschepen
Volgens het BPR mag een open klein motorschip (korter dan 7 meter, langzamer dan 13 km/u) 's nachts een rondomschijnend wit licht voeren. Deze simpele verlichting is volgens het RPR niet voldoende. Het reglement schrijft een aantal combinaties met boordlichten voor die alle kleine motorschepen moeten voeren.

Leeftijd van de schipper
Volgens het BPR mag je vanaf 12 jaar een open motorboot besturen als deze korter is dan 7 meter en niet sneller gaat dan 13 km/u. In het RPR moet je hiervoor minstens 16 jaar zijn.

Voor het besturen van een zeilboot korter dan 20 meter geldt in het RPR geen minimumleeftijd. In het BPR geldt voor het varen met een zeilboot die langer dan 7 meter is een minimumleeftijd van 16 jaar.

Reglement aan boord
Volgens het BPR moet je zowel op kleine als grote schepen een exemplaar van het reglement aan boord hebben. Hier geldt een uitzondering voor kleine open boten, zoals open motorboten, open zeilboten, zeilplanken, roeiboten en kano’s.

Je bent volgens het RPR verplicht om op een groot schip een kopie van het reglement aan boord te hebben. Op een klein schip of duwbak hoeft het dus niet.

Gedrag bij slecht zicht
Bij slecht zicht gelden strengere regels in het RPR. Alle schepen moeten een radar gebruiken en communiceren via de marifoon. De snelheid moet worden aangepast aan het zicht, andere schepen en de omstandigheden. Een klein schip mag alleen varen als het uitluistert op marifoonkanaal 10 of een ander aangewezen kanaal. Kan een schip geen radar gebruiken en zoekt het een ligplaats, dan moet het stuurboordwal houden en elke minuut een lange stoot als mistsein geven. Ook voor een klein schip zonder radar geldt deze plicht. Er moet een uitkijk voorop staan die contact heeft met de schipper. Wordt het schip opgeroepen via de marifoon, dan moet het antwoorden met type, naam, richting, positie en melden dat het zonder radar vaart. Het moet daarna met het andere schip afspraken maken over het voorbijvaren. Als een schip een mistsein hoort van een ander schip zonder marifooncontact, moet het schip de oever opzoeken en daar stil liggen tot het voorbijvaren heeft plaatsgevonden. Is de oever niet in de buurt? Dan moet het schip de vaargeul zoveel mogelijk en zo snel mogelijk vrijmaken.

In het BPR zijn de regels iets milder. Een klein schip mag bij slecht zicht zonder radar verder varen, behalve op drukke vaarwegen (zie bijlage 9 van het reglement). Op deze plekken is een radar verplicht voor kleine en grote schepen. Heeft het schip een radar? Dan moet het ook een marifoon gebruiken.

Invaren hoofdvaarwater
Volgens het BPR mag een schip dat het hoofdvaarwater op wil varen, medewerking verlangen van een ander schip. In het RPR moet een klein schip altijd voorrang verlenen aan een groot schip.

Klein zeilschip
In het BPR mag een klein zeilschip een ander zeilschip inhalen aan de loefzijde. Als dat niet kan, mag het ook aan lijzijde. Volgens het RPR is een klein zeilschip verplicht om aan loefzijde in te halen.

Drijvend werktuig
Volgens beide reglementen moet een drijvend werktuig aan de kant waar niet voorbij gevaren mag worden een rode bol als dagteken tonen. Aan de kant waar wel voorbij gevaren mag worden, voert het als dagteken twee groene ruiten onder elkaar. 

Volgens het RPR mag een drijvend werktuig een rood-wit-rood horizontaal gestreept bord als dagteken tonen in plaats van een rode bol. Aan de kant waar wel voorbij gevaren mag worden, mag in plaats van de twee groene ruiten onder elkaar een groen-wit-groen verticaal gestreept bord als dagteken getoond worden. Het BPR kent deze alternatieven niet.

Blauw bord
Alleen grote schepen mogen een blauw bord met wit flikkerlicht gebruiken om aan te geven dat ze stuurboord van elkaar willen passeren. Volgens het BPR moet een klein schip hierop reageren, tenzij dat gevaarlijk is. In het RPR hoeft een klein schip niet te reageren, zolang het netjes aan stuurboordwal blijft varen.

Motor stand-by
Volgens het BPR moet een klein schip op vaarwegen die genoemd zijn in bijlage 15a een gebruiksklare motor hebben waarmee het minimaal 6 km/u kan varen. De meeste RPR-wateren vallen ook onder deze plicht. 

Snelle motorboten
Voor snelle motorboten gelden in het RPR dezelfde regels als in het BPR. Je hebt een vaarbewijs nodig, de snelheid is beperkt tot 20 km/u, en je mag niet op elk water varen.

In het RPR-gebied gelden voor snelle motorboten binnen de Nederlandse grenzen dezelfde regels als in het BPR-gebied. Je moet een registratiebewijs hebben en mag niet harder dan 20 km/u varen. Behalve alle BPR-regels voor snelle motorboten geldt ook de plicht motor stand-by, het zeilplankverbod en het kitesurfverbod op alle RPR-rivieren. De stuurboordwalplicht geldt niet op de RPR-rivieren.

Goed voorbereid op het vaarbewijs examen?

Het is voor het halen van je vaarbewijs belangrijk dat je beide reglementen goed kent. Op het examen krijg je hier namelijk vragen over. Wil je zeker weten dat je goed bent voorbereid op het Klein Vaarbewijs 1 examen? Volg dan een online cursus van Vaarbewijs.nl. 

Je leert op een duidelijke en afwisselende manier alles wat je moet weten voor het examen. De cursus:

  • is afgestemd op de actuele exameneisen van het CBR
  • bevat 3D-beelden zoals in het examen en korte video’s
  • kun je laten voorlezen door de voorleesfunctie
  • 29 proefexamens om onbeperkt te oefenen

Schrijf je nu in voor een online cursus Vaarbewijs 1 bij Vaarbewijs.nl en begin vandaag nog met leren.